Vlees van de Lieden van het Boek (Ahloe Kitaab)

Vraag

Wat is het oordeel over het eten van vlees dat te koop is in winkels in niet-islamitische landen? Is dit toegestaan of verboden?

Antwoord

Alle lof zij de Heer der werelden.

De moslimgeleerden zijn het unaniem eens over het verbod op (het nuttigen van) vlees dat geslacht wordt door de ongelovigen, zoals de polytheïsten, atheïsten en andere soorten ongelovigen. Uitzondering hierop zijn de joden, de christenen en al-Madjoes (de magiërs).

Daarnaast zijn de geleerden het unaniem met elkaar eens dat vlees dat geslacht is door de lieden van het Boek, bestaande uit de joden en christenen, toegestaan is. Echter verschillen zij van mening met betrekking tot het vlees dat geslacht is door al-Madjoes. De vier Imams en vele andere geleerden zijn van mening dat het verboden is. Zij hebben daarbij de magiërs geschaard onder de afgodendienaars en de overige soorten ongelovigen, op de lieden van het Boek na. Sommige geleerden zijn van mening dat vlees dat geslacht wordt door hen (al-Madjoes) weldegelijk toegestaan is, omdat hen hetzelfde oordeel toekomt als de lieden van het Boek. Deze uitspraak is echter zeer zwak en ongegrond.

De correcte mening is de mening van de meerderheid van de geleerden. Deze is namelijk dat het vlees dat geslacht wordt door de magiërs niet toegestaan is, zoals dat ook het geval is bij de overige afgodendienaren. Zij (al-Madjoes) behoren immers tot hen. Het enige verschil is dat zij, net als de lieden van het Boek, de djizja dienen te betalen. Het bewijs daarvoor zijn de volgende woorden van Allah (interpretatie van de betekenis):

“Op deze dag zijn alle goede (zaken) voor jullie toegestaan gemaakt, en het voedsel (geslachte dieren) van de lieden van het Boek is jullie toegestaan en jullie voedsel is hun toegestaan.”

(Soerat al-Maa’idah: 5)

Allah geeft duidelijk aan dat het voedsel van de lieden van het Boek voor ons toegestaan is. Het voedsel in dit vers heeft betrekking op het vlees dat door hun wordt geslacht, zoals Ibn cAbbaas en andere geleerden hebben gezegd. Wat verder uit dit vers begrepen kan worden, is dat het voedsel van de ongelovigen – met uitzondering van dat van de lieden van het Boek – verboden voor ons is. Dit is de uitleg van alle geleerden met uitzondering van één, bij mij bekende, zwak meningsverschil omtrent het geslacht vlees van al-Madjoes.

Het vlees dat in de markten van niet-islamitische landen wordt verkocht, en waarvan men weet dat het geslacht is door de lieden van het Boek, is daarmee dus toegestaan voor de moslims. Als men niet weet of het slachten conform een andere richtlijn dan de Islamitische richtlijnen is verricht, dan is het uitgangspunt dat het toegestaan is op basis van het vers uit de Koran. Men wijkt hier niet van af, behalve in geval van aanwezigheid van een zaak die bewijst dat het Haraam is.

Maar indien het vlees geslacht is door andere ongelovigen, dan is het verboden voor de moslims en is het niet toegestaan voor hen, zoals blijkt uit het vers en de consensus van de geleerden. Het volstaat in dit geval dan ook niet om alleen de Naam van Allah te noemen over het vlees als het gewassen of gegeten wordt.

Wat betreft degene die dit claimen, zij kunnen zich berusten op hetgeen zich voorgedaan heeft met betrekking tot een aantal moslims die (in de tijd van de Profeet) pas de Islam binnentraden. Enkele metgezellen vroegen de Profeet (vrede zij met hem) hierover, zeggende: “O Boodschapper van Allah, enkele moslims die recentelijk het geloof zijn binnengetreden brengen ons vlees, wij weten niet of ze de Naam van Allah bij het slachten hebben genoemd of niet?”

(al-Boekhaarie)

Op basis hiervan wordt duidelijk dat degene die het toegestaan verklaart om het vlees van de ongelovigen – met uitzondering van de lieden van het Boek – te nuttigen wanneer de Naam van Allah hierover uit is gesproken, ongegrond is.

De bovengenoemde overlevering die verhaald wordt door cAa’ishah is namelijk van toepassing op moslims en niet op ongelovigen. Hiermee verdwijnt dan ook deze twijfel. Bij de moslim zijn doeltreffendheid en rechtschapenheid immers het uitgangspunt, totdat het tegendeel wordt bewezen. De Profeet heeft wellicht deze mensen, die hem vroegen, uit voorzorg bevolen om de Naam van Allah te noemen. Het doel was om korte metten te maken met de influisteringen van de duivel en niet dat het verboden vlees toegestaan wordt verklaard hiermee. En Allah, de Verhevene, weet het beter.

Dat een moslim zich bevindt in deze niet-islamitische landen en het voor hem moeilijk is om vlees te verkrijgen dat ritueel is geslacht of dat zij het zat zijn om hetzelfde soort vlees te blijven nuttigen, geeft hen geen vrijbrief om verboden vlees te eten. Zij vallen dan ook niet onder de uitzondering ‘nood breekt wet’, en hierover bestaat consensus onder de moslims. Men dient hier dus over te waken en gewaarschuwd te zijn voor ongegronde laksheid hierin. Dit is mijns inziens het oordeel inzake deze wijdverspreide kwestie.

Ik vraag Allah de moslims te helpen in datgene wat het beste is voor hun geloof en wereldse zaken, en ik vraag Allah angst voor Hem en Zijn Grenzen in hun harten te plaatsen en ze te steunen in het vermijden van datgene wat indruist tegen Zijn Wetten.

Sheikh cAbdoel-cAziez Ibn Baaz

(Madjmoec Fataawa Ibn Baaz, boekdeel 13, blz. 23)

Al-Yaqeen.com